Kansrijk spitsmijden in het OV
Op sommige decentrale spoorlijnen moeten reizigers dagelijks in de ochtendspits staan of blijven zelfs achter op de perrons omdat zij niet meer in de treinen passen. Wat is daaraan te doen? In een afstudeeronderzoek voor de NHTV heeft een stagiair Cissonius, Wessel Verberne een eerste verkenning gemaakt naar lessen uit vijf recent gestarte Spitsmijdenprojecten in het openbaar vervoer.
Figuur – Staan en achterblijvers per dag in 2015 en 2020 op het traject Nieuweschans / Veendam – Groningen (Ecorys, 2013)
Vijf fases in gedragsverandering
Hoe kunnen we er voor zorgen dat automobilisten minder vaak in de spits rijden en hoe kunnen we studenten/scholieren minder met het openbaar vervoer in de spits laten reizen? Het veranderen van gewoontegedrag gaat stap voor stap. Hierbij is uitgegaan van het MaxSem-model. Dit model laat zien in vijf fases zien hoe mensen kunnen worden geholpen bij het loslaten van oude gewoonten en het aanleren van nieuwe gewoonten ( hier plaatsen model MaxSem):
Het eerste stadium is het voorstadium. Hierbij staan mensen niet open voor verandering. Ze hebben er nog nooit over nagedacht of willen er liever niet over nadenken. De meeste rokers bijvoorbeeld weten dat roken ongezond is. In deze fase ontkennen ze dit (‘mijn opa rookte en is 90 geworden’). Mensen praten hun eigen gedrag goed of ontwijken confrontaties. In de tweede, overwegen-fase zien mensen de nadelen van hun huidige gedrag en staan ze enigszins open voor verandering, maar zijn nog niet voldoende gemotiveerd om tot actie over te gaan. Iemand vindt het bijvoorbeeld vervelend dat hij elke dag een kwartier bezig is met zoeken naar een parkeerplaats, maar denkt tegelijk dat fietsen te ver is en dat het altijd regent. Bij de derde fase, de fase van beslissen, worden knopen doorgehakt. Om daartoe te komen, oriënteren mensen zich. Hoelang doe ik er over om met de trein naar het werk te gaan? Wat kost een elektrische fiets? Wat voor modellen zijn er en is er wel een stopcontact in de fietsenschuur? En, niet onbelangrijk: hoe denkt de omgeving over dit gedrag? Stel dat iemand het prettig vindt om na de spits richting kantoor te rijden, terwijl collega’s verwachten dat hij om half negen aanwezig is. Dan vraagt het lef om te veranderen. In de vierde fase, handelen, vindt de werkelijke verandering plaats. Mensen zetten de stap om iets nieuws te proberen. Ze gaan daarbij na hoe het bevalt en hoe de omgeving reageert. In deze fase zijn er veel problemen te trotseren: de moeite om een ov-chipkaart aan te vragen, een lekke band te plakken onderweg, problemen met inloggen tijdens het thuiswerken, enzovoort. Feedback en beloningen kunnen helpen om de impact van de negatieve ervaringen te verminderen. Tot slot is het zaak, wanneer het nieuwe gedrag mensen bevalt, om te zorgen dat ze dit blijven vasthouden. Bij een spitsmijdenproject in de provincie Noord-Brabant mochten deelnemers uitspraken doen over het spitsmijden. Deze uitspraken werden openbaar gemaakt. Volgens het consistentieprincipe van Cialdini willen mensen doen wat ze zeggen. Dit hielp bij het vasthouden van het gedrag. Maar ook een speciaal aanbod kan helpen. De RET bood eerst een probeerkaartje voor de tram en daarna korting op een abonnement. Klik hier voor meer informatie over het MaxSem model
Zes basisprincipes
Van belang is dus hoe mensen reageren op gedragsprikkels. Hierbij dient rekening te worden gehouden met zes basisprincipes die opgesteld zijn door gedragspsycholoog Robert Cialdini:
1. Wederkerigheid – ‘Ik doe iets voor jou, dan doe jij iets voor mij’
2. Commitment & consistentie – ‘Wie A zegt, moet ook B zeggen’
3. Sociale bewijskracht – ‘Als iedereen het doet, zal het wel goed zijn’
4. Sympathie – ‘Omdat ik je aardig vind’
5. Autoriteit – ‘Als een expert het zegt, dan zal het wel zo zijn’
6. Schaarste – ‘Als er weinig van is, dan moet ik het hebben’.
Meer informatie over toepassing van gedragsprincipes- en theorieën is terug te vinden inhttp://www.crow.nl/publicaties/mobiliteit-en-gedrag
Pilots
Met spitsmijden in het openbaar vervoer is nog niet zo veel ervaring opgedaan, in tegenstelling tot spitsmijden op de weg. De meeste OV-pilots zijn pas recent opgestart. Via een quick scan zijn overeenkomsten en verschillen tussen deze pilots inzichtelijk gemaakt. In beginsel worden er in spitsmijdenprojecten drie soorten maatregelen toegepast: maatregelen om op een ander tijdstip te reizen, maatregelen om helemaal niet te hoeven reizen of maatregelen om met een andere modaliteit te reizen. De volgende vijf pilots zijn bekeken:
belonen studenten in Maastricht, Ibeacons op de lijn Nijmegen-Roermond, MyOV, Bus in- en Uithofweken van Qbuzz, en een pilot van het Deltion College in Zwolle.
In Maastricht worden 100 studenten financieel beloond als zij de spits mijden. Hier wordt ook gewerkt met de verliesaversie en de basisprincipes van psycholoog Cialdini. Zo moeten studenten de fiets weer inleveren als zij niet minimaal drie keer per week met de fiets naar school gaan. Daarnaast geldt volgens de principes van Cialdini: voor wat, hoort wat. Dus mogen studenten goedkoper een (e-)bike aanschaffen en zullen daardoor eerder geneigd zijn om het openbaar vervoer in de spits ook daadwerkelijk te mijden.
Het sparen van punten wordt toegepast in de pilot met Ibeacons van Veolia op de Maaslijn en met MyOV bij Arriva en Connexxion. Studenten kunnen punten sparen als zij de spits mijden (de meeste punten in de schouders van de spits tussen 06:30 uur en 07:00 uur en 09:00 uur en 09:30 uur). Deze punten kunnen zij in een webshop inleveren tegen een gratis kopje koffie, een goedkoper abonnement voor de trein of bij Connexxion zelfs sparen voor een model van de Valleilijn-trein. Uit de eerste resultaten blijkt dat de app alleen al bij Arriva duizenden keren gedownload is en deze deelnemers honderden spitsmijdingen per dag realiseren.
Het ROC Deltion college in Zwolle maakt van alle drie de mogelijkheden gebruik om studenten de spits te laten mijden. Zo loopt er een proef waarbij studenten op school een fiets kunnen lenen om zich te verplaatsen tussen het station en de school. In 2014 zijn daarvoor al 80 fietsen ingezet. Dit ontlast de bussen op die route. Daarnaast zijn de lessen op het Deltion college verdeeld in blokken. Dat wil zeggen dat een gedeelte van de studenten ’s ochtends les heeft en het andere deel ’s middags. Dit zorgt ervoor dat niet alle studenten tegelijk van en naar de onderwijsinstelling reizen. Ook worden hier proeven gehouden met thuislessen. Een docent heeft een les opgenomen die leerlingen thuis kunnen bekijken en daarover kunnen zij dan vragen beantwoorden. Een dag later wordt op school inhoudelijk op die les ingegaan. In het eerste jaar worden 80 van de 700 studie-uren thuis ingeroosterd. Tevens loopt hier een proef met stagebegeleiding op afstand.
In Utrecht heeft U-OV aan het begin van het studiejaar de ‘Bus in- en Uithofweken’ georganiseerd. Door goede communicatie stappen reizigers richting de Uithof nu uit op de treinstations Bilthoven of Driebergen-Zeist in plaats van het drukke Utrecht Centraal. Dit levert hen ook nog eens tijdwinst op.
Zie hieronder de vijf pilots in schema
Geld | Cadeaus | Informatie | Lestijden | Thuislessen | E-bike |
Pilot | |||||
Belonen studenten (Maastricht) | X | X | |||
Ibeacons (Nijmegen-Roermond) | X | X | |||
MyOV | X | ||||
Bus in- en Uithofweken (Qbuzz) | X | ||||
Deltion college (Zwolle) | X | X | X |
Leerervaringen
Bovenstaande pilots zijn pas recent opgestart. Welke (combinatie) van maatregelen het meest effectief is, is nu nog niet vast te stellen. Wel komt uit het onderzoek naar voren dat er veel partijen betrokken zijn bij spitsmijden in het openbaar vervoer. Goede communicatie tussen stakeholders is van groot belang om maatregelen van de grond te krijgen. Één partij kan het niet alleen. De belangrijkste aanbevelingen voor spitsmijden in het openbaar vervoer op basis van dit onderzoek zijn:
- Spitsmijden voor studenten/scholieren kan goed werken op drukke trajecten en kan sneller gerealiseerd worden dan de inzet van nieuw spoormaterieel en de aanleg van nieuwe infrastructuur;
- Er zijn veel verschillen in initiatiefnemers en uitvoering van pilots;
- Een goede samenwerking tussen onderwijsinstellingen en vervoerders is belangrijk;
- Rol succesvolle pilots breder uit;
- Het aanpassen van lesroosters lijkt het meest effectief. Hiervoor is goede samenwerking met de onderwijsinstellingen nodig;
- Formuleer duidelijke strategieën en start meer pilots om lestijden aan te passen.
De ervaringen opgedaan in deze pilots worden ook meegenomen in het advies van de Taskforce Beter Benutten Onderwijs & OV van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW).
Dit artikel is ook gepubliceerd in de Verkeerskunde van 18 december jl. Voor meer informatie en om het rapport op te vragen neem contact op met Rob Ogink van de Cissonius Groep: [email protected].